De Gouden Leeuw.


Vorige foto | Volledige grootte | Terug naar het album | Volgende foto

Hotel Pension De Gouden Leeuw werd in 1965 van
een etage voorzien, waarbij de nokhoogte gelijk bleef.
Er kwam een nieuwe houten veranda.
De zaak werd in 2002 gesloten en in 2008 gesloopt.

“Voorouders” De Gouden Leeuw vijfhonderd jaar
Hotel Café Restaurant De Gouden Leeuw heeft voorouders met een respectabele leeftijd. De archeologen, die vorige maand de bouwput aan de Markt in kaart hebben gebracht en de stenen hebben onderzocht, ,zijn tot de conclusie gekomen, dat de kelder in de 15e of 16e eeuw moet zijn gebouwd.

Hans Hendriks van de archeologiegroep van heemkundige Kring De Oude Vrijheid heeft informatie, dat in de 15de eeuw die Swaene een van de oudst bekende herbergen was in Sint-Oedenrode.

De oudst bekende bewoner hier was een zekere Rudolph Faber uit 1320.
Maar de meest bekende bewoner was wel Jacobus van Hombergh (1736), een van de voorouders van meerdere generaties die daar gewoond hebben. Rond 1830 was Jan van Hombergh zowel burgemeester als logementhouder.

Logementhouder en bierbrouwer Hendrik van den Elzen trouwde met Helena Henriette van Hombergh, weduwe van Johannes Theodorus van Rijsouw, Dit gezin verhuisde in 1877 naar Uden.
In 1900 kocht L.C. Walraven het pand en veranderde de naam 'Grand Hotel Leeuwenrust' in 'Hotel Walraven'.

Daarna wisselde het hotel regelmatig van eigenaar en van naam.
In 1910 nam J.N.L. Alsem het hotel over en kreeg dit de naam Hotel 'Alsem', N.J. Koster nam in 1920 het hotel over en vanaf dat moment stond deze uitspanning bekend als 'Hotel Café Restaurant De Gouden Leeuw'.

Later werd Piet Barten eigenaar; op 10 mei 1940 kwam hij in Blerick om het leven bij gevechtshandelingen. Dorotheus van Hastenberg en echtgenote Annie Bakker kochten in 1961 de zaak en deden deze in 1971 over aan hun dochter Mia en schoonzoon Harrie Dahmen. Vanaf het moment dat Mia en Harrie in 2002 hun zaak verkochten aan Van Stiphout staat het pand leeg.

Waterput

Hoe vaak het pand is herbouwd en verbouwd is volgens Hans Hendriks niet na te gaan, omdat de, plaatselijke archieven uit de Middeleeuwen, zijn verbrand tijdens de brandschattingen van o.a. de overste van IJsselstein en de troepen van de Graaf van Gelre tussen 1300 en 1543.

De opeenvolgende panden door de eeuwen heen zijn telkens weer op de oude fundamenten herbouwd. Op het perceel waren twee grote Middeleeuwse kelders met een tongewelf aanwezig, waarvan er een behouden is gebleven en in de nieuwbouw zal worden geïntegreerd.

Ook is er een vloertje gevonden van mogelijk een voormalige kolenopslag en een bestraat paadje naar achter. Meerdere fundamenten van gebouwtjes of delen daarvan en een vierkante houten put zijn onder een niveau van c.a. 80 cm onder huidig maaiveld achteraan op het perceel tevoorschijn gekomen.

De gevonden stenen waterput dateert uit de 18de of 19de eeuw.
Bij de afbraak vorig jaar was goed te zien dat de laatste zichtbare voorgevel een voorloper had die erachter verscholen ging. Dit was vermoedelijk de oude buitenmuur van vóór 1881 toen het pand was verbouwd. De muurakers van de vorige buitenmuur' waren nog steeds aanwezig. Ook blijkt er toen een' zogeheten eerste steen rechts' van de voordeur te zijn gelegd met daarop de tekst:
"JTS,RIJSOUW 17-6-1881". 'JTS' is mogelijk de afkorting voor Iohanna Theodora Sibilla Rijsouw geboren 17-6-1841. Deze dame was op 17 augustus 1893 in Sint-Oedenrode getrouwd met Eduardus Hendrikus Martinus Leurs.