De Sint-Odaschool Sint-Oedenrode, 1916.


Vorige foto | Volledige grootte | Terug naar het album | Volgende foto

Sinds 1806 werd de algemene doelstelling van het onderwijs omschreven als: opvoeding tot maatschappelijke en christelijke deugden. Vanwege de geloofsverdeeldheid in het land werd het onderwijs echter neutraal gehouden en godsdienstonderricht was op de openbare lagere school verboden. Bijzondere scholen waren onder bepaalde voorwaarden wel toegestaan, maar werden niet gesubsidieerd. Het gevolg van dit alles was een langdurige en hevige schoolstrijd. Pas in 1920 volgde de volledige gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs. Te Sint-Oedenrode waren de zusters Augustinessen van Dommelrode reeds in het begin van de vorige eeuw begonnen met het geven van bijzonder onderwijs aan een aantal kinderen op een zogenaamde buitenschool. Na 1876 beperkten zij zich echter tot het geven van catechismusonderricht. Toen, na 1889, het bijzonder onderwijs voor het eerst wat subsidie ging krijgen, kon men gaan denken aan een bijzondere rooms-katholieke school in het dorp. Voorlopig kwam daar echter niets van, want pastoor Van Heck was daar de man niet naar. Toen in 1900 het lager onderwijs verplicht werd en de subsidie voor bijzondere scholen was verhoogd, werd een van de eerste zorgen van pastoor Van Erp het oprichten van rooms-katholieke scholen. In 1904 startte hij met de meisjesschool, mogelijk gemaakt door de medewerking van de zusters van Schijndel. De jongensschool volgde pas in 1916, want hier kon men niet van de zusters profiteren, maar er moesten volledig betaalde krachten worden aangetrokken. De gemeente was met deze gang van zaken zeer ingenomen, want zij werd hierdoor van een grote zorg verlost. Minder blij was ongetwijfeld meester Roelvink die binnen een paar jaar zijn bloeiende school zag teruglopen tot een schijntje van wat zij vroeger was. De hoofdmeester van de nieuwe St.-Odaschool werd Paul van de Linden.
Hij staat hier afgebeeld met een van de eerste groepen leerlingen van de nieuwe school. Het zijn op de vierde rij: meester Van Lith, Gerard Glaudemans, Gerrit Vogels, Jan de Koning, Jan van Roosmalen, Piet Peijnenburg, Jan van Lieshout,Gerard van de Wijdeven, Willem Hulsen en meester Van de Linden.
Derde rij: Piet van der Heijden, Graard Brouwers, Thomas Willems, Janus Korsten, Toontje van Erp, Wim Verschuiten. Cor de Koning, Bertus van den Oever, Tinus Hulsen, Frans Rokven en Nardje van den Vorstenbosch.
Tweede rij: Piet Pepers, Jack Peters, Toon van de Wetering, Jan Swinkels, Marinus Versantvoort, Martien van den Biggelaar. onbekend, Piet van de Kamp, Dorus Oerlemans, Marinus van der Heijden en Karel van Roosmalen.
Eerste rij: Toon de Baay, Toon Habraken, Janus van Heeswijk, Wimke van Zon, Gerard van den Vorstenbosch, Janus Brugmans, Bemard Brugmans, Toon van de Ven, Jan Habraken, Johan van den Vorstenbosch en Piet van Gerwen.